Met steun van limburg.be Werkgroep Ongewervelden LIKONA - welkom
werkgroep ongewervelden
Homepage
Who are we?
Research / onderzoek
Reports / publications
documentatiecentrum
Agenda
Contact us!
calls for participation/meedoen?
Forum ongewervelden
Entomological_links
soortenlijsten
Mieren/Ants F. Vankerkhoven
kevers
wespen en bijen
 
Tips voor insectenvriendelijke tuinen.

Werkgroep Ongewervelden is een onderdeel van LIKONA (Limburgse Koepel Natuurstudies), Provincie Limburg (Vlaanderen, België)

Go to Likona


Bryolim, Likona werkgroep mossen.

Formicidae, Likona werkgroep mieren.b
Mycolim, Likona werkgroep paddestoelen.
 
werkgroep ongewervelden
Contact webdesign
 
     

>> keer terug naar de soortenlijst cerambycidae
>> keer terug naar de 'boktorren-pagina'

De studie van Ann Muylaert (1984) in getallen omgezet.

Muylaerts studie als vertrekpunt. In 1984 verscheen de studie 'Fauna van België. Boktorren (Cerambycidae).' van Ann Muylaert (KBIN). Dit is het enige werk dat ons zicht geeft op de verspreiding van de boktorren in Limburg. Onderstaande grafieken zijn een weergave van Muylaert's verspreidingsgegevens. De verspreidingskaarten werden tot cijfergegevens verwerkt. Dit geeft de situatie weer in Limburg tot 1984 (jaartal laatste notatie in Muylaert's werk).

boktorsoorten per Limburgse regio
Legenda: number of Cerambycid species in (totB) Belgium, (totL)Limburg and the Limburg regions (V) Voeren, (L) Lime region /
Leemstreek and (K) Kempen.

Als we de provincie verder opdelen in regio's kunnen we zien dat het soortaantal relatief gelijk verdeeld is met de meeste soortvariatie in de Kempen en de kleinste in de Voerstreek. Anderzijds telt de Voerstreek slechts twee waarnemingshokken (10km-hokken) waardoor het potentieel van deze regio verhoudingsgewijs sterk toeneemt. Voeren telt op deze wijze de grootste soortenrijkdom op de kleinste oppervlakte. De Leemstreek geeft een overlapping tussen de soorten in de Kempen en in Voeren.

Wat zeggen de hokken nog? In het totaal werden, voor alle boktorsoorten samen, 330 hokken genoteerd in Limburg. Opvallend is weer de sterke positie voor Voeren. Voor de 50 waargenomen soorten zijn er maar liefst 75 noteringen! Dit wil zeggen dat haast elke soort in de twee 10km-hokken werd vastgesteld. Proportioneel scoort de Kempen op deze wijze het zwakste. Ondanks het groot aantal 10km-hokken worden er slechts 163 noteringen geteld.

vergelijking hokwaarnemingen in 2 tijdsblokken
Legenda: total number of 10km gridnotations for Cerambycids & comparison of the total of 10km-gridnotations before and after 1950

Globaal gezien neemt het aantal waarnemingen af over de verschillende soorten heen. Met enkel 23 hokken verschil is het verlies ten opzichte van de periode 'voor 1950' minimaal. Toch is het een neerwaardse tendens. Het kaartmateriaal van Muylaert laat niet toe om de waarnemingen in tijd verder te faseren. Ook kunnen we niet nagaan van welke bron de waarneming stamt. Waren er voor 1950 meer entomologen actief in Limburg? Werden toen meer onderzoeken uitgevoerd dan na 1950?

Een 10-km hok zegt evenmin hoeveel locaties binnen dit 10km-hok bemosterd werden. Ook het aantal exemplaren per genoteerd 10km-hok kennen we niet. >> Een 10km-hok met slechts één waarneming op één locatie heeft een kwetsbaarder populatie dan een 10km-hok met meerdere waarnemingen op verschillende locaties. >> Een waarneming gebaseerd op één exemplaar kan een toevalstreffer zijn. Een zwervende kever of een exemplaar dat met het vervoeren van hout van zijn oorspronkelijke plaats werd versleept.

Wat zegt Muylaert over de soorten? Voor Limburg heeft Muylaert in het totaal 72 soorten opgetekend. De studie laat toe om de soortensamenstelling voor 1950 te vergelijken met de soorten na 1950. Sinds 1950 zijn 20 soorten niet meer opgetekend voor Limburg. Dit vertegenwoordigt 26% van het totaal aantal soorten voor Limburg. Op basis van het kaartmateriaal kennen minstens 10 soorten een matige tot sterke achteruitgang. Dit brengt het totaal aantal achteruitgaande en verdwenen soorten op 30, ofwel 39% van de Limburgse boktorfauna. Er zijn 36 soorten die een evenwicht en zelfs een toename noteren. Tot deze groep behoren ook 14 soorten waarvoor geen waarneming werd opgetekend voor 1950. Er zijn ook 6 soorten warvan de status niet gekend is daar het niet gecontroleerde (en mogelijk twijfelachtige) soortmeldingen betreft.

Boktorsoorten in Limburg. Evolutie; vooruitgang of achteruitgang?
Legenda: E= sterke tot matige toename / increase, S= stabiele evolutie / stable, NG= niet gekend / not known,
A= matige tot sterke afname / decrease, V= verborgen of verdwenen / hidden or disappeared.

Verder onderzoek moet uitmaken welke van deze soorten effectief achteruitgaand zijn, en welke soorten we als verdwenen mogen beschouwen. Daarnaast zijn er steeds 'bezoekers'. Boktorsoorten die in gunstige omstandigheden (warme of koude jaren) hun verspreidingsgrenzen tot in onze streken verleggen. >> Het herontdekken, een toename of afname van deze soorten heeft niet noodzakelijk betrekking op een voor- of achteruitgang van de leefomgeving. >> Soorten die in onze streken wel normaal voorkomen, en die een voor- of achteruitgang noteren, zijn echter wél indicatoren voor een achteruitgang in habitats.

The distribution of Longhornbeetles in Belgium, Flanders and Limburg is based on one source. The 1984 publication from Ann Muylaert 'Fauna van België. Boktorren (Cerambycidae).' (KBIN), provides a survey on the presence and distribution of Cerambycids untill 1984. From the 122 noted species, Muylaert considers 104 species as part of the Belgian fauna. From this, 72 species (or 69%) have been noted for Limburg. When considered in relation to specific ecoregions (Voeren= enclave in the province Liège, Leemstreek= Lime-soil region, Kempen= sandy soil region) we can see few diffirences in species-richness. However, with just 2 observation grids (10km-grid), Voeren can be considered with 50 species as having the most species on the smallest area.

Limburg counts 330 grid notations for all species. Most potential in species abundance can be noted in Voeren. This tiny enclave in the province Liège (bordering Dutch Limburg) has just 2 grids. For the 50 recorded species, these grids test positive with 75 notations (sum of all species). Either this area is well covered by entomologists or well represented in species? The ecoregio Kempen (sandy soil, pine and relict oak-beech forests) records most species-richness (56) but counts proportionally to its surface the leasts notations (163 for 30 grids). If we look at the number of notations in time, a minor majority of grids are noted before 1950. This would indicate a slight decline in Cerambycid presence in Limburg. The difference is however minor with 23 in favour of pre-1950. Muylaerts carthography, however, does not allow for further analysis regarding time-intervals, number of observators, number of observations for each grid and the number of species for each observation. The impact from the amount of studies and numbers of entomologists on the distribution patterns cannot be calculated.

Based upon the data of Muylaert (1984), at least 39% of the Limburg Cerambycid fauna is in decrease or can be considered hidden or lost. This outcome results from a comparison between the species grids before and after 1950. Some 20 species have not been observed in our province since 1950. A strong decline in observation can be noted for 10 other species. At the same time, among the 46% of stable and expanding species, at least 14 species note an increase without any observation prior to 1950. The comparison does not differ in European species distributions. Cerambycids that meet their edge of distribution in or near the Limburg borders, are treated likewise cerambycid species that are distribution-wise well established in our fauna. Further analysis and field-research will have to clear these questions.

>> keer terug naar de soortenlijst cerambycidae
>> keer terug naar de 'boktorren-pagina'