••
Onze stelling: "Elke tuin waar Stokrozen jaarlijks worden
aangeplant, komen Stokroossnuitkevers voor.".
Maar klopt dit ook? Wij zijn eigenlijk vrij nieuwsgierig om te
weten of deze kever een ruime verspreiding kent. Het dier is bovendien
zeer gemakkelijk te vinden en te herkennen.
->
De Stokroossnuitkever meet slechts 2,5 millimeter. Toch is de
kever gemakkelijk te vinden. Het diertje heeft een grijze schijn,
de poten zijn oranje tot geel en de kevers hebben een bijzonder
lange snuit. De snuit van het vrouwtje heeft zelfs de lengte van
het lichaam! Ze zitten uitsluitend op hun voedselplant.
Foto:
Louis-Philippe Arnhem
Zoeken
naar Stokroossnuitkevers duurt nog geen minuut!
Om de Stokroossnuitkever te vinden, zijn geen bijzondere inspanningen
nodig. Kijk in je eigen tuin, de tuin van een
buur, familie of vriend. Er moeten Stokrozen aanwezig
zijn! Ze zitten vooral rond de bloemen of bij de zaadknoppen.
De Stokroossnuitkevers zie je zeer gemakkelijk op de bloemstengels
rond de knoppen. Koppeltjes paren voornamelijk op de nog niet
geopende bloemknoppen.
Wat doe je als je een Stokroossnuitkever
ziet?
Je mag de plaatsgegevens aan ons doorgeven. Als je het km-hok
van de vindplaats kent, is dat uitstekend. Maar straat
en huisnummer volstaat ook. Geef dan meteen even door
hoeveel kevers je gevonden hebt. De kevers kan
je ook inzamelen. Met een leeg potje voor fotofilms gaat dat goed.
Als je ons dan een signaal geeft, komen wij de diertjes ophalen.
>>
Waarnemingen kan men melden aan : werkgroep@ongewervelden.be
>> De kevers kunnen ook worden binnengebracht op het
Groene Huis in Bokrijk. Ter attentie van LIKONA, werkgroep
ongewervelden.
Wat
noteert u zeker?
1. datum, 2. gemeente, 3.
straatnaam en huisnummer (of km-hok) en 4. aantal
kevers.
Onderstaande
kaart toont het resultaat van de waarnemingen uit 2005.
Zonder jullie hulp was dit nooit mogelijk geweest.
Verspreidingskaart
van A. longoristre in Vlaanderen op basis van de laatst
verwerkte gegevens (17-xi-2005).
De blauwe cirkel geeft de eerstwaarneming aan voor Vlaanderen.
Het blauwe stipje toont de Limburgse eerst-
waarneming. Beide blauwe stippen waren tot voor de inventaris
(mei 2005) de enig bekende locaties voor de soort.
Van
wie zijn de km-hokjes? Waarnemingen van:
Louis-Philippe Arnhem (Heverlee), Michel Asperges (Ezemaal), Bart
Bosmans (Genk), Jos Bruers (Antwerpen), Lisette Coenen (Hasselt),
Luc Crevecoeur (Genk), Jaak Evens (Peer), Annita Gijbels (Hoeselt),
David Muls (Elewijt), Jorgen Ravoet (Zemst), Eugène Stassen
(Millen), Geert Sterckx (Kessel-Lo), Leo Thomassen (Sint-truiden),
Carlos Van De Ginste (Vichte), André Vandesande (Herk-de-Stad),
Francis Verbeelen (eerstwaarneming, Antwerpen) en Bart
Vercoutere (Leuven).
Hebben gezocht, maar Stokroossnuitkeverloos
gebleven: Koen Berwaerts (Heverlee), Mady Buntinx (Genk),
Jos Cuppens (Boutersem), David Pollet (Ledegem), Paula Ulenaers
(Beringen), Willy Vandemaele (Deerlijk)
••
Onze stelling? "Elke tuin met Stokroos zijn Stokroossnuitkevers?"
Een voorlopig overzicht. In
het totaal hebben 23 personen aan de inventaris meegedaan. Hiervan
zijn slechts 6 waarnemers 'Stokroossnuitkeverloos' gebleven. De
oproep heeft 26 nieuwe kilometerhokken opgeleverd. Dat is een
knap resultaat. Er zijn uiteraard meer waarnemingen doorgegeven.
Deze bevonden zich vaak in hetzelfde kilometerhok als een andere
waarneming. De kever blijkt talrijk voor te komen in tuinen die
dicht bij mekaar liggen.
Dit versterkt ons vermoeden dat het dier
een ruime verspreiding kent. Toch worden niet alle Stokrozen door
de Stokroossnuitkever bezocht. Zes waarnemers hebben hun zoektocht
negatief moeten afsluiten. Ondanks zijn ruime verspreiding, is
het dier dan toch (nog) niet algemeen te noemen voor de Vlaamse
tuinen. Aan zijn voortplantingsvermogen zal het niet liggen. Er
werden waarnemingen doorgegeven van 100 diertjes voor slechts
enkele Stokroosplanten.
De kever kent een actief kolonisatievermogen.
Maar om in Vlaanderen dermate verspreid voor te komen, is de periode
tussen 2003 en 2005 toch vrij kort. Dit volgt de idee dat Apion
longirostre al een sterke vestiging kende, maar vrij lang 'onontdekt'
is gebleven. Reden? Tuinen worden vrij weinig systematisch onderzocht.
Voor conclusies is het nog vroeg. Er zijn provincies ondervertegenwoordigd
en 26 nieuwe hokken is echter te mager om verspreidingspatronen
uit af te leiden. Volgend jaar beter?